Ik ga op de fiets naar werk. Dat werk zit in de Arnhemse binnenstad, een grofweg 6 kilometer van mijn huis vandaan. Dat fietsen doet mij goed, ik heb even een kwartiertje bewogen voordat ik aan de bak kan. Maar het is niet alleen maar hosana.
De brug omhoog, richting de binnenstad, is niet anders te omschrijven dan een oneindige kwelling van 3 minuten. Een valsplat op anabolen. Al vaak heb ik gehad dat ik boven op de brug mijn hoofd over de reling van de Nelson Mandelabrug wil hangen.
Het probleem van fietsen is eigenlijk niet het fietsen zelf. Ik ben het probleem van het fietsen. En dat probleem wordt kleiner als ik gewoon eens vaker ga fietsen. Misschien moet ik die Nederlandse genen van mij wat meer aan het werk zetten. Dan moet het goed komen.